In de aanloop tot mijn eerste ziekte, begin 1992 dronk ik meer en meer water.
Ik dronk de hele tijd, dag en nacht. Wat ik dronk plaste ik 30 seconden later terug uit, om onmiddellijk daarop weer het waterglas te gaan vullen. Op een gemiddelde dag dronk ik meer dan 10 liter water.
Een emmer.
Omdat mijn maag altijd gevuld was met water ervoer ik geen enkel hongergevoel meer. Ik woog met mijn 1m80, slechts 55kg, was graatmager en lusteloos. Er was duidelijk iets aan de hand, maar wat?
In 1992 veranderde mijn leven voorgoed door het verdict: ik had twee hersentumoren.
Eén op de op de epifyse. en één op de hypofyse, de dirigent van alle hormonale activiteit van mijn lichaam.
De dirigent was komen te gaan.
Lange periodes van bestraling en revalidatie hebben de tumoren doen verdwijnen, maar ze hebben tegelijk wel heel erg veel blijvende schade aangericht. Ik leef nu al dertig jaar met een volledige uitval van de hormonen (panhypopituitarisme).